DUO Onderwijsonderzoek, een onafhankelijk onderzoeksbureau, heeft in november 2015 onderzoek in het basis- en in het voortgezet onderwijs verricht naar de vorm, mate en gevolgen van agressief gedrag van leerlingen en ouders tegen leraren, in het schooljaar 2014-2015.
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen fysiek geweld (duwen, schoppen, slaan, vernieling, gooien van voorwerpen etc.) en verbaal geweld (schelden en schreeuwen, bedreigen met fysiek geweld, dreigen met fysiek optreden door ouders, dreigen met juridische procedures, pesten van de leraar en grof of obsceen taalgebruik, intimideren en dreigen met vernieling van persoonlijke eigendommen, weigeren instructies van de leraar op te volgen, doelbewust verstoren van de les etc.).
Middels een online in te vullen vragenlijst zijn circa 28 vragen uit de volgende subthema’s aan leraren uit databases van DUO voorgelegd:
- In welke mate worden leraren (basis- en voortgezet onderwijs) geconfronteerd met op hen gericht fysiek en/of verbaal geweld van ouders?
- In welke mate worden leraren (basis- en voortgezet onderwijs) geconfronteerd met op hen gericht fysiek en/of verbaal geweld van leerlingen?
- Hoe wordt op het op de leraren gerichte fysiek en/of verbaal geweld gereageerd?
- Wat zijn de (persoonlijke) gevolgen van het op de leraren gerichte fysiek en/of verbaal geweld?
- Hoe veilig voelen leraren in het basis- en voorgezet onderwijs zich op hun school?
Het was onmogelijk gemaakt dat een leraar de vragenlijst meer dan één keer kon invullen. In totaal hebben 431 leerkrachten uit het basisonderwijs en 652 docenten uit het voortgezet onderwijs de vragenlijst ingevuld. Op basis van hun antwoorden zijnde percentages berekend van de mate waarin de leraren in deze steekproef gerapporteerd hadden over de door hen ondervonden agressie is weergegeven in figuur 1.
*Figuur 1
Bron: Van Grinsven & Van der Woud, 2015, pag. 6.
Vervolgens zijn deze percentages toegepast op de aantallen leraren in geheel Nederland (gebaseerd op gegevens van www.stamos.nl uit april 2014). Hierbij is rekening gehouden met een betrouwbaarheidspercentage van 95% (dat wil zeggen dat er van uitgegaan wordt dat de gegeven antwoorden in deze steekproefomvang voor 95% moeten overeenkomen met de antwoorden die alle leraren in Nederland op de gestelde vragen zouden hebben gegeven). Op basis daarvan is berekend hoeveel leraren in het basis- en voortgezet onderwijs in het desbetreffende schooljaar te maken hebben gehad met de diverse vormen van geweld door leerlingen en ouders.
De boven- en ondergrens zijn berekend op basis van een nauwkeurigheidsmarge van 95%. De berekende populatiecijfers zijn afgerond op honderdtallen.De resultaten van deze berekening:
*figuur 2
Bron: Van Grinsven & Van der Woud, 2015, pag. 7.
Met dit onderzoek werd dus aangetoond dat een grote groep leraren in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, naar eigen indruk, wordt geconfronteerd met verbaal en/of fysiek geweld.
Het onderzoek leverde meer resultaten op (DUO, 2015):
- Van de leraren in het basisonderwijs geeft 27% aan dat op hun school de afgelopen drie jaar de agressie van ouders en/of leerlingen gericht op leraren is toegenomen, 6% van de leraren geeft aan dat de agressie juist is afgenomen.
- Van de leraren in het voortgezet onderwijs (vmbo, havo en vwo) geeft 23% aan dat op hun school de afgelopen drie jaar de agressie van ouders en/of leerlingen gericht op leraren is toegenomen, 7% van de leraren geeft aan dat de agressie juist is afgenomen.
- Fysiek en verbaal geweld komt niet vaker voor in bepaalde regio’s, de mate waarin fysiek en verbaal geweld voorkomt verschilt niet naar denominatie (openbare scholen, katholieke scholen, protestants-christelijke scholen, overige scholen) en verschilt niet naar ‘grootte van de school’ (het aantal leerlingen op de school).
- Het in aanraking komen met verbaal en/of fysiek geweld heeft voor een deel van deze leraren gevolgen voor hun ‘welbevinden’: een deel van hen heeft minder plezier in het werk (basisonderwijs: 21%; voortgezet onderwijs: 26%), een deel geeft aan sinds het verbale en/of fysieke geweld minder goed te functioneren (basisonderwijs: 7%; voortgezet onderwijs: 9%) en een deel geeft zelfs aan te overwegen om te stoppen met werken in het onderwijs (basisonderwijs: 1%; voortgezet onderwijs: 12%).
Zonder afbreuk te willen doen aan het belang van dit onderzoek en de schokkende resultaten, moeten er wel enkele kritische kanttekeningen geplaatst worden:
Allereerst moet worden benadrukt dat het gaat om zelfrapportages van de leraren: de door hen gegeven antwoorden zijn gebaseerd op hun herinnering en hun beleving van de incidenten; niet om ‘objectief’ vastgestelde aantallen incidenten. Nogmaals: dit doet niets af aan de ernst van de beschreven problematiek, maar moet wel meegewogen worden in beleidsontwikkelingen he hiermee in de praktijk om te gaan.
Ten tweede bestaat de steekproef uit leraren die deel uitmaken van databases van DUO. In het onderzoeksrapport is echter niet beschreven in hoeverre de leraren in deze databases representatief zijn voor de totale lerarenpopulatie in Nederland. Dit zijn waarschijnlijk geen at random getrokken steekproef leraren, maar leraren die aan eerdere onderzoeken van DUO hebben meegedaan. Zijn dat leraren die zich misschien meer betrokken voelen bij algemeen of juist specifiek onderwijsbeleid, onderwijsonderzoek, onderwijsontwikkeling? Zijn het (vooral) leraren die zelf problemen ervaren en zich daarover actief willen uiten? Om het belang van dit onderzoek goed in te schatten, zijn dergelijke achtergrondgegevens van groot belang bij de interpretatie van de resultaten.
Ten derde ontbreekt de gehanteerde vragenlijst (als bijlage) bij het onderzoeksrapport; ook zijn niet enkele voorbeeldvragen opgenomen. Nu is voor de lezer niet na te gaan, of en in hoeverre de frequentie van de onderscheiden vormen van geweld is meegenomen bij dit onderzoek. Is/voelt de leraar incidenteel, af en toe, meermaals of voortdurend uitgescholden, bedreigd, gepest? Natuurlijk is één duw in het schooljaar ook al te veel, maar toch kan het onderscheid tussen een eenmalig incident of structurele problemen voor de interpretatie van de problematiek en voor de aanpak ervan van groot belang zijn. En als dit aspect doelbewust niet is meegenomen in dit onderzoek, dan zou een argumentatie hiervoor in het onderzoeksrapport op zijn plaats zijn.
In ieder geval maakt het onderzoek duidelijk dat er een wezenlijk probleem met agressief gedrag in het onderwijs is, maar het roept ook vragen op.
Bronnen
- Grinsven, V. van, & Woud, L. van der. (2015). Rapportage ‘Geweld tegen leraren’. Utrecht: DUO Onderwijsonderzoek. Download van http://www.duo-onderwijsonderzoek.nl/wp-content/uploads/2015/12/Rapportage-Geweld-tegen-leraren-18-december-2015.pdf
- DUO. (2015). Duizenden leraren slachtoffer van verbaal en fysiek geweld op school. Persbericht d.d. 15 december 2015. Download van http://nlduoo-dorfbauer.savviihq.com/wp-content/uploads/2015/12/Persbericht-Duizenden-leraren-slachtoffer-van-verbaal-en-fysiek-geweld-op-school-18-december-2015.pdf
Download dit artikel als PDF
De rubriek BERICHTEN bevat samenvattingen van wetenschappelijk onderzoek, beleidsontwikkelingen, beschrijvingen van nieuwe materialen en hulpmiddelen en ander nieuws op het gebied van opvoeding en onderwijs waarbij onderlinge verschillen in instructie- en begeleidingsbehoeften van kinderen het uitgangspunt is.
Samenstelling en redactie Jos Louwe
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.