De master EN als keurmeester van het eigen vlees
Wat verbindt en onderscheidt een master en een professioneel onderzoeker?
Willem de Vlaming (2018)
Waartoe leidt de Master EN op? Onderzoekers of effectieve professionals met een onderzoekende houding in een kennisintensieve beroepspraktijk? Het lijkt een semantisch vraagstuk, maar gegeven de vraag van de status en kwaliteit van sociaal wetenschappelijk onderzoek en de voortdurende discussie over praktijkgericht en wetenschappelijk onderzoek zou ik een stap terug willen doen. Een stap terug en expliciet vaststellen dat de opleiding master EN geen onderzoekers aflevert, maar professionals die gericht zijn op het vergroten van de eigen effectiviteit en de effectiviteit van de eigen organisatie.
De master EN als ontwikkelingsgerichte keurmeester van het eigen vlees — ‘eigen’ in de zin van eigen organisatie en eigen professionele rol en kwaliteit, en vlees niet alleen in de zin van tastbare zaken, maar ook processen en meer abstracte systemen, concepten en (gezamenlijke) opvattingen.
De Onderzoeker met een hoofdletter ‘O’
Het vak van onderzoeker wordt volgens Verschuren (2017) schromelijk onderschat in het hoger onderwijs: ‘Voor de opleiding van een timmerman of electriciën wordt al gauw een jaar of drie, vier uitgetrokken, een equivalent van 5000 tot 7000 uren. Ter vergelijking: Nederlandse Universitaire studenten in de sociale, beleids- en managementwetenschappen krijgen ergens tussen de 800 en 1200 uur training in onderzoek, inclusief het afstudeerproject. En dit met aanzienlijk minder praktijktrainingen onder het toeziend oog van ervaren docenten dan gebruikelijk is in de genoemde vakopleidingen. […] Het is een fictie te denken dat wij studenten voldoende equiperen voor het zelfstandig doen van onderzoek.’(p.16) Hij schetst een ontwerpprogramma voor een leerplan tot master onderzoeker van bijna 1860 uur (66 ec) waarvan 1350 in de masterfase (48 ec).Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat in de optiek van Verschuren een professioneel onderzoeker — binnen het domein van de sociale, beleids- en managementwetenschappen — het volledig spectrum van onderzoeksmethoden (kwantitatief en kwalitatief) in de vingers heeft en in staat is om op basis van intake en probleemanalyse de juiste onderzoeksmix: samen te stellen, op te zetten en uit te voeren. Dus geen ‘one trick pony’.Wat geboden wordt binnen de master EN — om je te kunnen ontwikkelen tot volwaardig onderzoeker — staat ver af van wat nodig is om iemand Onderzoeker te kunnen noemen. Ter vergelijking, bij Fontys OSO staan in de Master EN 20 EC’s (ca 560 uur) voor het verwerven van onderzoekscompetenties én het opzetten, uitvoeren en verantwoorden van een praktijkgericht onderzoek — wat nog mogelijk nog flink gereduceerd gaat worden.
Verantwoord ‘loslaten’ van het concept ‘een master is onderzoeker’ betekent wel dat je moet weten wat vast gehouden moet worden om gekwalificeerd te kunnen worden als ‘master’. De binnen Europa afgesproken zogenaamde ‘Dublin-descriptoren’ ‘for Short Cycle, First Cycle, Second Cycle and Third Cycle Awards’ zijn daarbij leidend. Deze descriptoren omvatten vijf aspecten: kennis, kennistoepassing, oordeelsvorming, communicatie, en leervermogen. Bij de invulling van de kwalificatie eisen voor bachelor, master en doctoraat wordt een ruime invulling gegeven aan het begrip onderzoek.
‘The word ‘research’ is used to cover a wide variety of activities, with the context often related to a field of study; the term is used here to represent a careful study or investigation based on a systematic understanding and critical awareness of knowledge. The word is used in an inclusive way to accommodate the range of activities that support original and innovative work in the whole range of academic, professional and technological fields, including the humanities, and traditional, performing, and other creative arts. It is not used in any limited or restricted sense, or relating solely to a traditional ‘scientific method.’ (Joint Quality Initiative, 2004, p. 3)
Wat verder opvalt bij het onderscheiden van bachelor, master en doctoraat; is dat de eis van het hebben van kennis, inzicht en vaardigheid met betrekking tot onderzoek, beperkt wordt tot het doctoraat. Een master wordt ‘slechts’ geacht te kunnen participeren in een onderzoekscontext:
- ‘Bachelor: knowledge and understanding is supported by advanced text books with some aspects informed by knowledge at the forefront of their field of study
- Master: knowledge and understanding provides a basis or opportunity for originality in developing or applying ideas often in a research* context
- Doctorate: knowledge and understanding includes a systematic understanding of their field of study and mastery of the methods of research* associated with that field. ‘ (Joint Quality Initiative, 2004, p. 4)
Wat onderscheidt een bachelor en een master?
Een bachelor werkt vooral met bestaande oplossingen en aanpakken voor standaardproblemen binnen zijn vakgebied, een master is in staat om op basis van kennis en inzicht te komen tot originele oplossingen in een bredere context van het vakgebied. Een bachelor kan op basis van goede informatie tot een onderbouwd oordeel te komen, een master kan dat ook op grond van deels onvolledige of beperkte informatie. Een bachelor is in staat om informatie, ideeën en oplossingen te communiceren naar een publiek van specialisten en niet specialisten, een master kan daarbij ook nog de onderliggende kennis, motieven en overwegingen betrekken. (obv Joint Quality Initiative, 2004)
Ook vanuit het perspectief van de eisen die de ‘Dublin-descriptoren’ is er geen reden om vast te houden aan het beeld van een master die zich moet bewijzen als onderzoeker. Maar wat is dan wel belangrijk bij het verder concretiseren van masterniveau?
De Master EN met een hoofdletter ‘M’
In het beroepsprofiel voor de Master EN (De Vlaming, Siemons, Van den Bosch, Van Huijgevoort, 2016, p.4) staan een aantal interessante passages met betrekking tot de taak en rol van de master EN die zich als volgt laten veralgemeniseren en samenvatten: Een master EN geeft vanuit een eigen visie, in dialoog en samenwerking met betrokkenen, vorm en inhoud aan de taakuitvoering van de eigen organisatie en de eigen beroepsrol. Een master EN werkt kritisch onderzoekend en planmatig aan (voorwaarden voor) ontwikkeling, en houdt daarbij rekening met de perspectieven van het individu, de organisatie en de omgeving. Een master EN onderbouwt keuzes vanuit normatieve professionaliteit en theoretische inzichten. De centrale vraag die de master EN zich daarbij voortdurend stelt is: ‘Doe ik (doen wij) het goede en doe ik (doen wij) het goede goed?’
In meer algemene zin is een Master een professional die effectief moet zijn in het toepassen van kennis in niet standaard situaties en bij niet standaard vraagstukken met deels onvolledige of beperkte informatie en om daarbij het goede goed te doen.
Een professional op Master niveau:
- werkt vanuit een eigen visie, in dialoog en samenwerking met betrokkenen aan effectieve (onderbouwde) ontwikkelingsgerichte interventies;
- geeft vorm en inhoud aan de eigen beroepsrol en de effectiviteit van de eigen organisatie en het netwerk waarbinnen gewerkt wordt;
- communiceert effectief met professionals en niet-professionals;
- reflecteert op de vraag of de eigen kennis nog voldoende relevant is, en of de wijze waarop vraagstukken worden geanalyseerd, aangepakt en opgelost nog voldoet; stelt zich daarbij voortdurend de vraag: ‘Doe ik (doen wij) het goede en doe ik (doen wij) het goede goed? Doe ik (doen wij) het om de goede redenen?’
Deze focus op de eigen effectiviteit en die van de eigen organisatie impliceert ‘het keuren en ontwikkelen van het eigen vlees’ — maar wat zou je daarvoor moeten kunnen? Wat is nodig om Master Keurmeester te zijn?
De Keurmeester met een hoofdletter ‘K’
De master EN is een professional die effectief moet zijn in het toepassen van kennis en vaardigheden in niet-standaard situaties en bij niet-standaard vraagstukken. Dat planmatige ontwikkeling van ‘het eigen vlees’. Masters EN en de teams en organisaties waarbinnen zij werken moeten beschikken over een ‘onderzoekende houding’ die zich laat definiëren als: (1) Systematisch nadenken over de vraag: doe ik (doen wij) het goede, doe ik (doen wij) het goede goed, en doe ik (doen wij) het goede om de goede redenen? (2) Het gebruik van data bij het zoeken naar verklaringen en het beargumenteren en onderbouwen van oplossingen.
Systematisch denken zou niet alleen betrekking moeten hebben op de uitvoering van het het werk, maar ook op het systeem waarin gewerkt wordt (tactisch niveau) en de positie die in het systeem wordt ingenomen (strategisch niveau) — zie figuur 1.
Operationele effectiviteit betreft het handelen, de uitvoering van een taak — individueel als team of als organisatie. Maar om een taak goed uit te kunnen voeren moet ook het hele ‘systeem’ (processen en procedures) op orde zijn, en moeten alle partijen en betrokkenen de juiste taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben en op zich nemen. Gebeurt in dat systeem het goede, en gebeurt dat goed? En niet in de laatste plaats moet je nadenken over je eigen (strategische) plaats in het geheel. Welke rol, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zouden jij (of je organisatie) moeten hebben in relatie tot anderen om taken effectief uit te kunnen voeren en om het systeem zo effectief mogelijk te laten functioneren.
Breng je jezelf in een rol en positie met de juiste taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden — om van daaruit zo effectief mogelijk te kunnen zijn binnen het totale systeem en bij de uitvoering van je taken? En hoe gedegen en effectief is je denken over het denken over deze vormen van effectiviteit? En wat kan je doen om de effectiviteit van jezelf en betrokkenen op alle niveaus te vergroten — net als de kwaliteit van het denken over effectiviteit en het denken over het denken over effectiviteit?
Figuur 1. Denken over effectiviteit
Bij het denken over effectiviteit en kwaliteit zijn ‘ik’ (persoon en gedrag), ‘wij’(samenwerking en teamcultuur) en ‘het’ (systemen, structuren en processen) onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het-wij-ik vormen de kern van zowel plan-do-check-act cycli als kwaliteitscycli — zie figuur 2.
Planmatig werken heeft vrijwel altijd betrekking op je eigen rol (de rol van de eigen organisatie), de samenwerking tussen en met betrokkenen, en systemen, processen en procedures. Goed planmatig werken vraagt ook nadenken over de kwaliteit die centraal staat bij dat planmatig werken. Wat is de beoogde kwaliteit van een proces zelf, en wat is de beoogde kwaliteit van de uitkomst van dat proces? Wie definieert die kwaliteit? Hoe kan die kwaliteit daadwerkelijk verbeterd worden? Hoe kan gemonitord worden of er sprake is van vooruitgang in de kwaliteit? Hoe kan gemonitord worden of het proces van kwaliteitsverbetering zelf aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoet? En niet in de laatste plaats — hoe kan gerealiseerde kwaliteitsverbetering geborgd worden in de praktijk van nu én morgen?
Figuur 2. Kwaliteitszorg: ik, wij, het
Focussen op effectiviteit en kwaliteit op verschillende niveaus en vanuit verschillende perspectieven zou het ‘keurmeestershuis’ moeten zijn waarbinnen een master zijn of haar core-business uitvoert. Wat zou een master moeten kennen en kunnen om ‘keurmeester van het eigen vlees’ te kunnen zijn? Wat is daarbij onderscheidend van en gemeenschappelijk met het opleiden van professionele onderzoekers? In tabel 1 is mede met gebruikmaking van het leerplan wat Verschuren (2017) schetst een onderscheid gemaakt tussen ‘professioneel onderzoeker’ en ‘master’.
Tabel 1: master vergeleken met onderzoeker
De gemeenschappelijke basis omvat vaardigheden op het vlak van: denken, observeren, argumenteren, communiceren, evalueren en elementair onderzoeken. Daarna scheiden zich de wegen van de specifieke master en de professionele onderzoeker. De professionele onderzoeker bekwaamt zich in doelgericht onderzoeken, benutten van onderzoek en professioneel onderzoeken. De specifieke master richt zich op het verwerven vakspecifieke kennis en competenties — met een onderzoekende houding als middel.
Mijn suggestie: laten we Onderzoek als concept eens los laten en ons meer richten op het Masterniveau en Keurmeesterschap. En laten wij ons dan de vraag stellen of wij gelet op het masterniveau en keurmeesterschap het goede doen in de opleidingen master EN, en of we dat goede goed doen.
Leestip
Voor een uitgebreide publicatie met verdere verkennende uitwerking van de domeinen denken, observeren, argumenteren, communiceren en evalueren, en een uitgebreide bibliografie zie: Vlaming, W. de (2017). De kunst van het keuren van het eigen vlees. http://www.wdv-advies.com/index.php/blogs/37-blog/109-de-kunst-van-het-keuren
Referenties
– Joint Quality Initiative. (2004). Shared ‘Dublin’ descriptors for Short Cycle, First Cycle, Second Cycle and Third Cycle Awards. A report from a Joint Quality Initiative informal group.
– Verschuren, P. J. M. (2017). Kernthema’s in de methodologie. Op weg naar beter onderzoek. Amsterdam: Amsterdam University Press.
– Vlaming, W. de (2017). De kunst van het keuren van het eigen vlees. Aalsmeer: WdV-Advies. [op: www.wdv-advies.com ] LINK.
– Vlaming, W. de; Siemons, H.; Bosch, P. van den & Huijgevoort, H. van (2016). Profiel Master Educational Needs (Master EN). WOSO LINK.
– Weggeman, M. (2007, 2010 ed). Leidinggeven aan professionals? Niet doen! Over Kenniswerkers, vakmanschap en innovatie. Scriptum.
Over de auteur
Docent Fontys OSO Master EN
Redacteur PlatformPraktijkontwikkeling.nl
(Team) coach, adviseur en procesbegeleider bij organisatieontwikkeling en veranderingsprocessen
w.devlaming@fontys.nl
wdv.advies@gmail.com
www.wdv-advies.com
Twitter: @WillemDeVlaming / @PLPOnl
Citeren als: Vlaming, W. de.(2018). De master EN als keurmeester van het eigen vlees. Op: PlatformPraktijkontwikkeling.nl. Utrecht: WOSO
Download hier dit artikel als pdf.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.