Nieuwsgierig naar meningen of visies?
Gebruik Q-methodologie!
Exel, Job van & Graaf, Gjalt de (2015)
Inleiding
Veel onderzoekers hebben nog nooit van Q-methodologie gehoord. Dat is op zich niet zo vreemd. Ondanks dat de methode al bijna een eeuw bestaat, komt deze niet of nauwelijks aan bod in het reguliere onderwijs van methoden en technieken. Spijtig is het wel, want Q-methodologie kan een waardevolle toevoeging zijn aan de gereedschapskist van iedere onderzoeker. In deze bijdrage geven wij een korte introductie en verwijzen we naar bronnen voor meer informatie.
Wat is Q-methodologie?
Q-methodologie verschaft een basis voor de wetenschappelijke studie van subjectiviteit, zoals meningen, houdingen, voorkeuren of visies van mensen (Brown, 1993). De methode is 80 jaar geleden geïntroduceerd door William Stephenson (1935), die suggereerde om de correlaties tussen respondenten te analyseren in plaats van die tussen de items die ze scoren. Door respondenten zelf te laten meten in plaats van gemeten te worden, onderscheidt Q-methodologie zich volgens Stephenson nadrukkelijk van gangbaar wetenschappelijk onderzoek in de psychologie dat zich meer richt op objectiviteit (Brown, 1986; Smith, 2001). Hierbij moet gezegd worden dat ook een reguliere survey vaak uiteindelijk naar subjectiviteit vraagt, namelijk de mening van de respondent.
Wat kun je met Q-methodologie?
Q-methodologie kun je dus gebruiken om op een systematische manier meningen, houdingen, voorkeuren en visies van mensen in het algemeen, of bepaalde groepen in het bijzonder, te bestuderen. Als je onderzoeksvraag een structuur heeft als ‘Wat zijn de meningen over…’, dan kan Q-methodologie een handige en effectieve methode zijn om tot een antwoord te komen. Het is een exploratieve methode die je kan helpen om de belangrijkste ideeën of gevoelens rond een bepaald onderwerp te verkennen en bloot te leggen. Wij hebben bijvoorbeeld onderzoek gedaan onder jongeren naar hun houding ten aanzien van gezond leven. Omdat gezond leven een onderwerp is dat iedereen in enige mate bezighoudt, gebruiken we dit onderzoek (Van Exel, De Graaf & Brouwer, 2006) hierna als voorbeeld.
Verloop van een onderzoek
In een Q-methodologisch onderzoek rangschikken deelnemers een set stellingen op basis van een bepaalde instructie, bijvoorbeeld instemming (‘minst mee eens’ tot ‘meest mee eens’) of belang (‘minst belangrijk’ tot ‘meest belangrijk’). In het genoemde onderzoek hebben jongeren 37 stellingen gerangschikt volgens een quasi normale verdeling (Figuur 1). Dit betrof stellingen als: “Het is belangrijk om aan lichaamsbeweging te doen, anders groei je dicht”, “Ik ben meer een zitzak dan een sportfreak” en “Het interesseert mij niet zo wat wel of niet gezond is”. Daarnaast hebben ze toegelicht waarom ze het met bepaalde stelling het meest eens (of oneens) waren, zoals één van de jongeren bij de laatste stelling hiervoor: “Iedereen gaat dood, kun je net zo goed lol hebben!”. De rangschikkingen van de stellingen van alle participanten worden vervolgens met elkaar vergeleken, op zoek naar overeenkomstige patronen in de rangschikking van stellingen tussen deelnemers. De veronderstelling hierbij is dat als een aantal deelnemers aan het onderzoek de stellingen op een vergelijkbare manier rangschikt, zij dezelfde mening, houding, voorkeur of visie hebben ten aanzien van het onderwerp. Deze patronen worden vervolgens beschreven, waarbij zowel statistische informatie uit de analyse als kwalitatieve informatie uit het interview gebruikt wordt. In het voorbeeldonderzoek vonden we vijf overeenkomstige patronen in de rangschikking van de 37 stellingen, die we hebben beschreven als verschillende houdingen onder jongeren ten aanzien van gezond leven. Hieruit bleek dat jongeren niet erg met hun huidige of toekomstige gezondheid bezig te zijn. Voor degenen die de film Breakfast Club kennen: in elk van de vijf patronen uit ons onderzoek herkenden we een jongere uit deze film van 30 jaar geleden. Sommige kinderen vonden sporten gewoon leuk en letten een beetje op wat ze aten, en hadden dus meer onbewust, van nature een redelijk positieve houding ten aanzien van gezond leven. Anderen waren meer gericht op hun uiterlijk, de mening of het gedrag van andere jongeren, of op gamen, en daarom over het algemeen niet gezondheidsbevorderend bezig. De resultaten van een Q-studie kunnen derhalve gebruikt worden om een populatie van gezichtspunten te beschrijven. De factoren die uit de studie komen, representeren operante clusters van subjectiviteit; dat wil zeggen dat de indelingen functioneel zijn, ze komen uit de data naar voren, in plaats logisch door de onderzoeker geconstrueerd. “Studies using surveys and questionnaires often use categories that the investigator imposes on the responses. Q, on the other hand, determines categories that are operant” (Smith, 2001, p.324).
Opzet van een onderzoek
Een Q-methodologische studie verloopt over het algemeen in drie stappen:
– ontwikkelen van het onderzoeksinstrument
– afnemen van de interviews
– analyse, interpretatie en beschrijving van de resultaten.
We zullen deze drie stappen hier slechts introduceren; voor meer informatie verwijzen we naar het zeer toegankelijke boek over Q-methodologie van Watts en Stenner uit 2012 (en een introductie in de methode van Van Exel en De Graaf uit 2005).
Ontwikkelen van het onderzoeksinstrument
Het ontwikkelen van het onderzoeksinstrument is wellicht de belangrijkste stap van het onderzoek. Het gaat hier om het samenstellen van een evenwichtige set stellingen die alle belangrijke aspecten representeert die spelen op het gebied dat je onderzoekt. Bij Q-methodologie speelt representativiteit dus een belangrijke rol, maar anders dan je gewend bent. De stellingen moeten representatief zijn voor het onderwerp van onderzoek. Simpel gezegd, alles wat iemand zou kunnen zeggen om haar/zijn mening over je onderwerp van onderzoek te formuleren en onderbouwen, moet in de set stellingen vertegenwoordigd zijn.
Er worden diverse technieken toegepast om tot een evenwichtige set stellingen te komen, maar over het algemeen spelen een theoretisch model (als referentie voor representativiteit) en kwalitatief materiaal over het onderwerp (voor het verzamelen van stellingen) hierbij een belangrijke rol. De laatste jaren is het verzamelen van materiaal op internet sterk in populariteit toegenomen, zoals reacties op krantenartikelen, discussies op specifieke fora, Twitter feeds, et cetera. In het voorbeeldonderzoek hebben we op basis van literatuuronderzoek en interviews met experts eerst een theoretisch raamwerk opgesteld dat alle aspecten die van belang zouden kunnen zijn voor ons onderzoek schematisch beschreef. Vervolgens hebben we op basis van interviews met jongeren, materiaal uit discussies op TV en internet, en artikelen uit populaire en grijze literatuur bijpassende stellingen verzameld. Welke (combinatie van) techniek(en) je ook gebruikt, kern is dat alle aspecten van het onderwerp dat je onderzoekt aan de orde komen in de stellingen die je hebt samengesteld, zodat iedere deelnemer de set stellingen kan gebruiken om haar/zijn mening mee weer te geven. Als je set stellingen bepaalde aspecten mist, kan het zijn dat een deelnemer aan je onderzoek niet is staat is haar/zijn mening op een goede manier te rapporteren.
Bij het formuleren van de stellingen is het van belang om op te letten dat deze je deelnemers niet oneigenlijk beïnvloedt. Formuleer stellingen op een vergelijkbare manier (dus niet de ├®├®n heel neutraal en de ander heel krachtig), zorg dat er per stelling slechts ├®├®n onderwerp aan bod komt (anders kan het zijn dat een deelnemer het deel wel en deels niet eens is met je stelling), vermijd bijwoorden zoals ‘te’, ‘erg’ en ‘zeer’ (als een deelnemer ergens sterk over denkt, moet zij/hij dat door de rangschikking van die stelling uiten), en pas op met negatief geformuleerde stellingen (veel mensen vinden het lastig om het oneens te zijn met een negatief geformuleerde stelling).
Enkele studies hebben in plaats van stellingen afbeeldingen gebruikt, zoals foto’s, pictogrammen of logo’s. Bij sommige groepen deelnemers (b.v. kinderen, minder validen) of onderwerpen (b.v. visies op schoonheid, landschapsinrichting, industrieel ontwerp) kan dit goed werken. Een recent voorbeeld hiervan is Milcu et al. (2014).
Afnemen van de interviews
Het verzamelen van gegevens gebeurt over het algemeen door middel van interviews. Voor deze interviews zoek je mensen met verschillende meningen over je onderwerp van onderzoek. Het gaat dus niet om een representatieve steekproef uit een populatie, maar om gericht benaderde mensen waarvan je verwacht dat ze een interessante mening zouden kunnen hebben. Soms is dit relatief eenvoudig, omdat er duidelijke belangengroepen zijn op het gebied van je onderwerp of omdat je de meningen binnen een specifieke groep of afdeling onderzoekt. Soms is het minder voor de hand liggend en moet je een sampling frame bedenken om goede respondenten te identificeren. Je maakt een lijst van kenmerken van mensen en hun omgeving waarvan je denkt dat ze relevant zouden kunnen zijn in relatie tot meningsvorming over je onderwerp, en vervolgens zoek je naar mensen die aan (combinaties van) die kenmerken voldoen. En soms is het ook gewoon onduidelijk wie je zou moeten interviewen. Dan kun je de snowballing techniek toepassen. Begin met drie tot vijf interviews met heel verschillende mensen en vraag ieder van hen vervolgens om je in contact te brengen met iemand die net zo als zij over het onderwerp denken, en iemand die er heel anders over denkt. Deze techniek kun je bij de vervolginterviews opnieuw hanteren.
Hoeveel interviews moet je afnemen? Daar is op voorhand niet veel over te zeggen, dat hangt van het onderwerp van onderzoek af en hoe goed je in staat bent mensen met verschillende meningen te vinden en te betrekken bij je onderzoek. In principe is de kwaliteit van de respondenten belangrijker dan het aantal respondenten, en blijf je interviewen totdat je een tijdje niets nieuws meer hebt gehoord. Dat heet ook wel saturatie. In de praktijk zie je dat veel studies gebaseerd zijn op dertig tot veertig interviews.
Het afnemen van interviews kent twee delen. Eerst krijgen deelnemers instructie om de set stellingen te bestuderen en volledig te rangschikken. Hiervoor gebruik je meestal een vaststaand schema, zoals Figuur 1. Als de deelnemer dit heeft afgerond, stel je vragen om toelichting bij de rangschikking van de stellingen, met nadruk op stellingen die aan de uiteinden van het schema zijn geplaatst (of een opvallende of verrassende plek hebben gekregen ten opzichte van specifieke andere stellingen). Het verzamelen van kwalitatieve informatie bij de rangschikking is niet alleen belangrijk voor het begrijpen van de individuele rangschikking van deze deelnemer, maar ook om na de analyse de overeenkomsten en verschillen tussen de rangschikkingen van alle deelnemers te kunnen interpreteren en beschrijven. E├®n op ├®├®n interviews leveren over het algemeen de meeste informatie op, maar het komt om verschillende redenen ook voor dat gegevens verzameld worden via de post, focus groepen of het internet.
Analyse, interpretatie en beschrijving van de resultaten
Voor het analyseren van de verzamelde rangschikkingen van de stellingen maakt Q-methodologie gebruik van factoranalyse, een vrij gangbare statistische techniek om clusters te ontdekken in data. Een belangrijk verschil met veel onderzoek dat factoranalyse gebruikt is dat bij Q-methodologie gezocht wordt naar clusters in deelnemers (wat ook wel by-person factor analysis genoemd wordt) in plaats van clusters in de stellingen (wat ook wel by-item factor analysis genoemd wordt). Immers, bij Q-methodologie ben je op zoek naar overeenkomstige patronen in de rangschikking van stellingen tussen deelnemers, ervan uitgaande dat deelnemers die de stellingen op een vergelijkbare manier rangschikken, dit doen omdat ze een vergelijkbare mening over het onderwerp hebben. Een goede uitleg van de analyse vind je bijvoorbeeld in Watts en Stenner (2012).
Een belangrijke vraag in de analyse is altijd hoeveel factoren er in de data zitten, en dus hoeveel verschillende meningen je in je interviews hebt blootgelegd. Bij het beantwoorden van deze vraag moet je in ieder geval drie aspecten betrekken. Ten eerste, wat is het maximaal aantal factoren dat statistisch gezien door je data ondersteund wordt? Aangezien je bij Q-methodologie op zoek bent naar gedeelde meningen, is het belangrijkste criterium dat een factor door ten minste twee deelnemers gedefinieerd wordt. Ten tweede, is het belangrijk om te kijken of alle factoren die statistisch gezien relevant zijn ook te interpreteren zijn, dat wil zeggen een coherente mening representeren, en dus ook inhoudelijk relevant. Ten derde, bepaal je van de overgebleven factoroplossingen welke inhoudelijk het meest representatief is voor de interviews die je hebt gehouden. Zo kan het zijn dat je data vijf factoren ondersteunt, dat één daarvan niet duidelijk te interpreteren is, en dat je van de overgebleven factoroplossingen (in dit geval een 1-, 2-, 3- en 4-factoroplossing) de 3-factoroplossingen het best recht vindt doen aan wat je in de interviews gehoord hebt. Interpretatie door de onderzoeker is dus heel belangrijk en moet goed verantwoord worden, maar de statistiek (factoranalyse) vormt de kern van de analyse. Deze combinatie van statistische en kwalitatieve criteria is kenmerkend voor Q-methodologie en onderscheidt het van puur kwalitatieve of kwantitatieve methoden.
In de laatste fase van de interpretatie is het interessant om je interviewverslagen (of notities) erbij te pakken en te kijken of de toelichtingen die deelnemers die een bepaalde factor uit je analyse definiëren hebben gegeven bij hun rangschikking van de stellingen, jou interpretatie van de data ondersteunt. Dit kwalitatieve materiaal kan vervolgens ook gebruikt worden om de beschrijving van je factoren te verrijken met een aantal toelichtende citaten.
Is het kwalitatief of kwantitatief onderzoek?
Zoals je uit het bovenstaande wellicht al hebt kunnen opmaken, combineert Q-methodologie aspecten van kwalitatieve en kwantitatieve methoden van onderzoek. De ontwikkeling van het onderzoeksinstrument, het verzamelen van de data via interviews, de kwalitatieve criteria die mede de eindoplossing bepalen, en de meer verhalende manier van beschrijven van de resultaten hebben veel weg van kwalitatief onderzoek. De analyse van de data gebeurt echter op basis van correlatie- en factoranalyse, en de kern van de analyse is daarom typisch kwantitatief. De combinatie van kwalitatief en kwantitatief maakt de methode toegankelijk en potentieel interessant voor onderzoekers vanuit beide achtergronden. Een van ons heeft een kwantitatieve achtergrond in economisch onderzoek en heeft Q-methodologie veel gebruikt bij attitude- en opinieonderzoek, de ander een kwalitatieve achtergrond in bestuurskundig onderzoek en heeft Q-methodologie veel gebruikt bij discours analyses.
Waar is Q-methodologie zoal voor gebruikt?
Er verschijnen op het moment ongeveer 150 tot 200 artikelen per jaar die Q-methodologie gebruiken vanuit vrijwel alle disciplines van sociaalwetenschappelijk onderzoekt, zoals onderwijs, gezondheidszorg, psychologie, beleidswetenschappen, milieuwetenschappen, en management. Marten Brouwer (1999) was een van de eerste Nederlandse onderzoekers die veel gebruik heeft gemaakt van Q-methodologie. Een belangrijke Q-methodologische studie uit Nederland is die van Michel van Eeten (2001) over de toenmalige controverse rond de uitbreiding van luchthaven Schiphol.
Enkele kanttekeningen
Q-methodologie kun je goed gebruiken om inzicht te krijgen in de verschillende meningen over een bepaald onderwerp. Maar omdat het aantal mensen dat je interviewt meestal beperkt is en doelbewust gekozen – in tegenstelling tot een random steekproef uit een grotere populatie – geeft een Q-methodologie onderzoek je geen informatie over hoe vaak deze meningen in een grotere populatie voorkomen, en ook niet over de mogelijke relatie van meningen met kenmerken van respondenten. Daar is vervolgonderzoek voor nodig. Baker et al. (2010) bespreken verschillende mogelijkheden om de resultaten van een Q-methodologie studie mee te nemen in een breder vragenlijstonderzoek.
Een belangrijk voordeel van Q-methodologie dat wij niet onvermeld willen laten is dat deze methode niet alleen de mainstream opinies kan identificeren, maar ook meer gemarginaliseerde standpunten naar voren kan halen (Dryzek, 2005). Dit onderscheidt Q-methodologie van veel survey onderzoek, waarbij dergelijke minderheidsstandpunten buiten beeld blijven omdat deze “can be washed out in averages as across gender, party identification, and all manner of demographic categories, whose status is structural rather than functional” (Brown, 2006, p.374). Dit betekent dat Q-methodologie een belangrijke rol kan spelen bij de emancipatie van culturele minderheden (Hunter & Davis, 1992) of vrouwen (Kitzinger, 1999; Snelling, 1999).
Afsluitend
Q-methodologie mag dan nog wat onbekend zijn, ze is zeker niet onbemind. Onderzoekers die het een keer hebben geprobeerd zijn vaak enthousiast over de mogelijkheden van de methode en voegen het graag toe aan hun toolbox. Maar ook deelnemers aan Q-methodologie onderzoek zijn vaak enthousiast, omdat ze uitgedaagd worden na te denken over het onderwerp en heel doelgericht aan een taak werken waarvan ze begrijpen wat de onderzoeker er mee wil en er aan heeft. De afgelopen tien jaar neemt de belangstelling voor Q-methodologie snel toe en verschijnen er steeds meer rapporten en artikelen. Desondanks wordt de methode nog vaak gezien als ‘innovatief’ en een interessant alternatief voor bestaande methoden.Wil je meer weten? Probeer de methode eens als deelnemer. In kader 1 staan links naar twee online studies. Of verdiep je wat verder. In kader 2 staan enkele nuttige bronnen om mee te beginnen.
Literatuur
Baker, R., Exel, J. van, Mason, H., Stricklin, M. (2010). Connecting Q & surveys: a test of three methods to explore factor membership in a large sample. Operant Subjectivity 34(1): 38-58.
- Brouwer, M. 1999. Q is accounting for tastes. Journal of Advertising Research 39(2): 35-39.
- Brown, S. (1986). Q Technique and Method: Principles and Procedures. In W. D. Berry & M. S. Lewis-Beck (Eds.), New Tools for Social Scientists. Beverly Hills: Sage.
- Brown, S. (1993). A Primer on Q methodology. Operant Subjectivity, 16(3/4), 91-138.
- Brown, S. (2002). Structural and Functional Information. Policy Sciences, 35, 285-304.
- Brown, S. R. (2006). A Match Made in Heaven: A Marginalized Methodology for Studying the Marginalized. Quality & Quantity, 40, 361-382.
- Dryzek, J. S. (2005). Handle with Care: The Deadly Hermeneutics of Deliberative Instrumention. Acta Politica, 40, 197-211.
- Eeten, M.J.G. van. 2001. Recasting intractable policy issues: The wider implications of The Netherlands civil aviation controversy. Journal of Policy Analysis and Management, 20(3), 391-414.
- Exel, N.J.A. van & Graaf, G. de. (2005). Q methodology: A sneak preview. Download PDF hier: http://qmethod.org/articles/QmethodologyASneakPreviewReferenceUpdate.pdf.
- Exel, N.J.A. van, Graaf, G. de, Brouwer, W.B.F. (2006). “Everyone dies, so you might as well have fun!” Images of youths about their health lifestyle. Social Science & Medicine 63(10), 2628-2639.
- Hunter, A. G., & Davis, J. E. (1992). Constructing Gender: An Exploration of Afro-American Men’s Conceptualization of Manhood. Gender & Society, 6, 464-479.
- Kitzinger, C. (1999). Commentary: Researching Subjectivity and Diversity: Q-Methodology in Feminist Psychology. Psychology of Women Quarterly, 23, 267-276.
- Milcu, A.I., Sherren, K., Hanspach, J., Abson, D., Fischer, J. (2014). Navigating conflicting landscape aspirations: Application of a photo-based Q-method in Transylvania (Central Romania). Land Use Policy 41: 408-422.
- Risdon, A., Eccleston, C., Crombez, G., & McCracken. (2003). How Can we Learn to Live with Pain? A Q-methodological Analysis of the Diverse Understandings of Acceptance of Chronic Pain. Social Science & Medicine, 56, 375-386.
- Smith, N. W. (2001). Current Systems in Psychology: History, Theory, Research, and Applications. Belmont: Wadsworth.
- Snelling, S. J. (1999). Women’s Perspectives on Feminism: A Q-methodological Study. Psychology of Women Quarterly, 23, 247-266.
- Stephenson, W. 1935. Correlating persons instead of tests. Character and Personality 4: 17-24
- Watts, S. & Stenner, P. 2012. Doing Q Methodological Research: Theory, Method and Interpretation. London: SAGE Publications Ltd.
Auteurs
Gjalt de Graaf is hoogleraar bij de faculteit Sociale Wetenschappen, afdeling Bestuurswetenschap en Politicologie, van de VU Amsterdam.
E-Mailadres: g.de.graaf@vu.nl 
Job van Exel is universitair hoofddocent bij de faculteit Beleid en Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
E-Mailadres: vanexel@bmg.eur.nl
Download dit artikel als PDF.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.